‘Three brothers’ Detail schilderij Jeroen Verhoeff
82
WOLLUF
Ik kreeg een foto van een drol toegestuurd. Of ik wist van wie die was? Handlang en helemaal vol met haar, dus best wel op een wolvendrol gelijkend. Nu zijn er officieel nog geen wolven gezien in Zuid-holland, maar de volgende dag kreeg ik een filmpje te zien van een in diezelfde week, bij Vlaardingen waargenomen, wolfachtig iets. Ut zou kunnun. Zo bijzonder zou het niet zijn als het inderdaad een echte wolf was, want we hebben er nu ruim honderd in ons land rondhuppelen. Puberwolven moeten ooit op zoek naar een eigen territorium en dan leggen ze makkelijk honderden kilometers af. Ze eten hier voornamelijk reeën, maar ook herten, zwijnen, hazen en muizen. Vee en huisdieren vinden ze ook lekker en die zijn veel makkelijker te vangen, alleen veel wolven lijken te weten dat je daar meestal ellende van krijgt. Maar ja, als je al dagenlang alleen maar door weilanden en woonwijken drentelt, dan denk je als hongerige wolf vroeg of laat toch: “Ga ik sterven van de honger of pak ik dan toch maar zo’n schaapachtig kijkend schaap?” Als dat laatste gebeurt dan is dat natuurlijk heel vervelend voor vooral het schaap, maar ook voor de eigenaar. Sommigen zeggen nu: “Die levensgevaarlijke wolf hoort hier niet en moet weg!” en anderen zeggen dan: “Die ongevaarlijke wolf is een fantastische aanwinst voor onze natuur!” Tja, poe, nou, eeehhh…. Met al onze onderbuiken, feiten, belangen, meningen, beschuldig-drift, desinformatie en wat dies meer zij is het tegenwoordig best lastig om iets goed te kunnen duiden. Leren van wat elders al langer speelt kan dan helpen. In andere delen van Europa lijkt het wolf-vee probleem door gesubsidieerde, op de juiste manier geplaatste, elektrische hekken, een goed vergoedingssysteem voor gedood vee en het gebruik van waakhonden verrassend klein. Maar ja, ons belachelijk dichtbevolkte land is met zijn grote hoeveelheden hobbyboeren, onze weinige natuur met amper groot wild en juist bizar veel menselijke bezoekers, wel deels een ander verhaal… Volgende keer meer over de grote boze wolf.
______________________________________________________________
Lente ten top met een zingende heggemus in de sleedoornbloesem! Schilderij Jeroen Verhoeff
81
DE HEGGENIETMUS
Vroeger werden de meeste tuinen afgeschermd door ligusterheggen. Dat werkte prima, maar je moest ze alleen een paar keer per jaar knippen, anders werd je tuin steeds kleiner. Of we het nu zo druk hebben of te besodemieterd zijn, heggen knippen vinden we gedoe, dus tuinheggen worden steeds zeldzamer. Een hardhouten of met gif doordrenkte schutting behoeft namelijk minder onderhoud. Daardoor neemt het aantal heggenmussen waarschijnlijk af. De heggemus is vrij onbekend, terwijl je hem toch in de meeste tuinen wel kan zien. Het onopvallend onder heggen door scharrelende vogeltje is trouwens helemaal geen mus. Dat kan je zien aan zijn dunne snaveltje, dat er op wijst dat het vooral een insecteneter is, in tegenstelling tot de dikke snavel van de huismus, die ons vertelt dat die vooral een zadeneter is.
Als kind vond ik ooit een nestje in de klimop van onze tuin met daarin vier prachtige, hemelsblauwe eitjes. Hoe die eitjes ontstaan is interessant, want voor een paring pikt meneer in de vrouwelijkheid van zijn object van begeerte, waarop zij het eventuele zaad van een vorige lover er uit gooit, waarop hij er meteen bovenop springt. Zo krijgt mevrouw het soms voor elkaar dat haar broedsel uiteindelijk meerdere vaders heeft. Die papa’s weten dat dan ook en zo zorgt handige mama er voor dat meerdere mannen haar helpen bij het grootbrengen van de jongen. Heggemussen zingen hun enigszins driftige, maar best vrolijke liedje nu volop. Dat doen ze vrij open en bloot in de nog wat kale bomen en struiken, waardoor je goed kan zien hoe heel erg mooi dit bescheiden vogeltje eigenlijk van dichtbij is, met hun warm-roodbruine bovenkant en hun prachtig blauw-grijze onderkant.
Als ik natuurtuinen ontwerp adviseer ik klanten nadrukkelijk een heg als tuinafscheiding te nemen. Liefst een gemengde natuurheg, met meidoorn, sleedoorn, veldesdoorn, kornoeljes, kardinaalsmuts en dergelijke. Ja, die moet je wel af en toe terugsnoeien, maar dat weegt enorm op tegen alle bloesem, bessen, bijen, vlinders en daardoor de vogels die je er voor terug krijgt.
______________________________________________________________
Een twee-miljoenste deel is al zo mooi. Foto Jeroen Verhoeff
80
SPROOKJESSNEEUWBLOESEM
Vorige weekwas het prachtig weer en alzo vond ik een gigantische sleedoorn in de Broekpolder. Zoals normaal bij sleedoorns had hij nog nauwelijks blaadjes, maar wel al een miljoen prachtige, witte bloemetjes. Bovenin zong een tjiftjaf zijn lentelied en de eerste hommels zoemden al rond de enorme massa bloesem-sneeuw. De zoete honinggeur was zo overweldigend dat ik er bijna hoog (high) van werd en en toen er een briesje woei vielen er duizenden bloemblaadjes in langzame bewegingen (slow-motion) neder. Er onder dansend op mijn blote teentjes verbaasde ik me er over hoe hoog deze sleedoorn wel niet was. Sleedoorns zitten vol scherpe stekels en die mooie witte bloemetjes veranderen over de zomer in wrange kleine pruimpjes (Mogelijk is de sleedoorn zelfs deels de voorouder van de gecultiveerde pruim). De stekeligerds worden niet graag gegeten door grote, grazende dieren en daardoor kunnen ze open terrein veranderen in bos. Dat hebben we pas laat ontdekt, omdat we, zeker ons land, de gewoonte hebben om altijd erg harde scheidingen te maken tussen bos en niet-bos (grass). Altijd staat of ligt er wel een hek, een weg, een sloot of iets anders tussen. Dat is best jammer, omdat juist die vloeiende overgangen tussen bos en open terrein biologisch het rijkst en interessantst zijn. De sleedoorn, als typische bosrandbewoner, bewijst dat met de enorme hoeveelheid vlinders en insecten die er graag van komen snoepen, en de vogels die er graag veilig nestelen tussen de stekels en na de zomer fijn van de rijkelijk groeiende bessen kunnen eten. Baby-eikjes zijn erg lekker, maar hebben geen stekels, dus die worden bijna standaard opgegeten door grazende dieren. Maar daar is mama natuur weer op haar best: Vlaamse gaaien verstoppen graag hun eikels onder sleedoorns, zodat ze wat te eten hebben in de winter. Die weten ze bijna feilloos terug te vinden. Die enkele, vergeten eikel groeit dan tussen de stekels van de meidoorn vraatvrij omhoog tot een grote eik waar grazers niet meer bij kunnen. Zo ontstaan ‘wandelende bossen’. Briljant!
______________________________________________________________
Vreemde eend naast de bijt. Foto Jeroen Verhoeff
79
PIEPEEND
Kijk nou toch eens wat een prachtige eend! Zie dat warm-roodbruine koppetje en die subtiel goudgele kuif daar boven en dan dat hemelsblauwe snaveltje met dat subtiele zwarte puntje. Sjongejonge, wat mooi! Het is een smient, een mannetje. Net als bij ons zijn bij vogels de mannetjes bijna altijd veel mooier dan de vrouwtjes. De vrouwtjes moeten namelijk onopvallend kunnen broeden, dus die zijn vooral bruinig geschutkleurd. Evolutionair gezien zijn de mannen, net als bij ons, van minder praktisch nut dan vrouwen. Voor de voortplanting is het handig om er als kerel opvallend uit te zien, want dat betekent dat we goede genen hebben. Maar verder spelen we vooral en doen we een beetje stoer. Sommige mannen zorgen dat vrouw en kinderen veilig zijn, maar dat is meestal maar voor korte tijd en vaak kunnen de dames dat wel prima alleen af.
Smienten eten gras en dat maakt Nederland aantrekkelijk voor de smient om er te overwinteren. Vlaardingen is daarom ook best een goede plek als je smienten wil zien. Rond de Zuidbuurtse weg is de kans vrij groot dat je ze daar ’s winters tegenkomt. Maar de Foppenplas is nog beter: soms dobberen er daar vele honderden rond. Het is een prachtig gezicht om ze daar in grote groepen te mogen zien. Nog mooier wordt het als daar de havik langs komt, want die vindt het wel een mooie sport om uit zo’n grote groep smienten een lekker maal te grijpen. Als smient moet je dan op tijd onderduiken, of vooral vertrouwen op de grote groep waarin je zit, waardoor de kans dat een ander gegrepen wordt altijd groter is dan dat jij straks het haasje bent. Soms blijven ze hier ‘s zomers hangen en heel soms gaan ze zelfs broeden, maar dat zal nog minder worden door de klimaatverandering neem ik aan. Kwaken doet de smient niet: het geluid van een smient lijkt een beetje op het piepen van zo’n rubberen speelgoedeendje. Ga maar gauw kijken, want ze vertrekken al bijna…
______________________________________________________________
Verstopt tussen de applaustulpen… Schilderij (detail) Jeroen Verhoeff
78
HAAST OVER
Er valt nog meer bijzonders te vertellen over die prachtige en mooie haas. Hazen hebben goed kunnen profiteren van het feit dat wij het landschap met onze landbouw vroeger nog veel meer open hebben gemaakt. Maar nu onze landbouw steeds natuuronvriendelijker wordt, met soms nog maar één soort gras in de wei, is zijn toekomst minder rooskleurig te noemen. Gelukkig kan je nog vrij makkelijk hazen vinden in de weilanden en recreatiegebieden rond Vlaardingen, al zullen veel mensen regelmatig denken dat ze molshopen zien, terwijl het vaak zich drukkende hazen zijn. Maar ik zie ze ook wel eens midden in een woonwijk, waar ze, ogenschijnlijk redelijk onbekommerd, op kleine grasveldjes vertoeven. Nu de lente nadert kan je een stuk beter zien hoe de hazen lopen, want dan worden ze een stuk zichtbaarder. Veel achtelozer dan normaal, want met de kop gierend van hormonen, rennen de bronstige langoren dan onvermoeibaar achter elkaar aan. Vaak staan ze daarna dan op hun achterpoten met elkaar te boksen, waarbij het flink tekeer kan gaan. Dit zijn niet altijd ruziënde mannen, maar soms ook een dame die desbetreffende heer duidelijk wil maken dat ze nog niet zo in de stemming is. Als ze dat uiteindelijk wel is dan laat ze een groep mannen achter zich aan rennen en dan mag degene die dat het langst volhoudt uiteindelijk haar vrucht plukken.
Gras en kruiden zijn weliswaar makkelijk te vangen, maar erg moeilijk te verteren. Koeien hebben daarom meerdere magen. Hazen en konijnen hebben slechts één maag, die droge keutels produceert en die zonder te hoeven vegen netjes op de grond vallen. Maar ze kakken ook natte plak-keutels die ze direct en vers van eigen aars opsmikkelen. Dat vinden wij vies, maar voor de haas is die plakpoep herkauwen heel belangrijk omdat ze zo de laatste restjes onverteerde energie en gezonds uit dat eerder al gegeten groenvoer kunnen halen. De haas is dus ook nog eens heel energie-efficient en circulair. Daar kunnen wij best wat meer een voorbeeld aan nemen.
______________________________________________________________
Als een haas er van door. Schilderij (detail) Jeroen Verhoeff
77
OVER HAAST
De haas is me daar toch een bikkel! Hij heeft geen hol nodig, zoals dat watje van een konijn. Onze hazebinkemans slaapt namelijk in regen, storm, sneeuw, nacht, ijzel en hitte gewoon in het open veld, in een ondiep kuiltje. Ook de volledig behaarde en met de ogen open geboren jongen hebben hun ondiepe wieg in de ontzettend blote lucht. Die enorm schattig uitziende hazenbabbies zijn voor heel veel dieren zeer smakelijk, dus mogen ze niet opvallen op de toonbank van de biologische natuurmarkt. Geluid maken of bewegen is voor die kleintjes dus eigenlijk geen optie, want dan zijn ze heel snel ehhh…. het haasje. Daarom zijn ze ook bijna geurloos en komt hun Spartaanse mama ze ook maar een paar keer per dag slechts enkele minuten lang snel zogen, om te zorgen dat dit zo blijft. Ik heb zelf nog nooit babyhaasjes mogen vinden in het veld, maar ik hoop dat het nog eens lukt, want ze blijven tot het laatste moment liggen en zo kan je heel goed zien hoe wonderlijk kjoet en perfect ze zijn!
Als je zo eigenwijs in het open veld wil wonen, waar iedereen zo tegen je aan kan lopen, dan is het wel handig als je een beetje snel weg kan wezen. Nou, het hazenpad kiezen, dat kan Broer Haas dan ook als een haas. Zo’n zeventig kilometer per uur is hun topsnelheid en als dat niet genoeg is, tijdens bijvoorbeeld een achtervolging door arend, havik, vos of wolf, dan kan hazemans op het allerlaatste moment plotseling enorm van richting veranderen of opeens ongelooflijk hoog springen om te ontkomen. Ver springen kunnen ze ook al zo goed. Ik vind het prachtig om te zien hoe soepel ze over sloten springen. Maar… goed om je heen kunnen kijken is nog belangrijker. Daarom heeft een haas van die enorme bolle ogen, die ook nog eens helemaal aan de zijkant van zijn kop zitten. Daarmee kan hij zonder te bewegen bijna alles voor, naast en achter hem tegelijk zien.
______________________________________________________________
Konijn etend bij Delta hotel. Foto Jeroen Verhoeff
76
KNIJNTJES!
Ach, daar wordt toch zelfs de zwaarmoedigste slechterik vrolijk van? Kijk die lange oortjes, dat schattige staartje, die bolle lieve oogjes, het schattige wipneusje… alsof het allemaal speciaal voor ons is ontworpen om er mee te kunnen knuffelen! En dat huppelt gewoon overal in ons landje rond. Waar het eigenlijk té nat voor ze is, maar overal wel ergens wat zandgrond te vinden is om een warm en veilig holletje in te kunnen graven voor hun kale en blinde konijnenbaby’s. Want onze stampertjes zijn (ook weer!) geen inheemse dieren. Het wilde konijn kwam oorspronkelijk alleen in Spanje, Portugal en een stukje Zuid-Frankrijk voor. Daar leefde er zo veel dat Spaanse lynxen en Spaanse keizerarenden bijna alleen maar ‘conechos’ aten. De Romeinen namen ze mee naar hier. Omdat ze zo lekker smaken en zich spreekwoordelijk makkelijk vermeerderen. In de middeleeuwen werd het grootschaliger aangepakt door in de duinen konijnen te fokken. Ontsnapt en losgelaten konden ze zich hier vervolgens zelf ook prima redden.
Wij mensen hebben hem op meer plekken succesvol uitgezet. In het toch al niet zo groene Australië vermenigden de rakkertjes zich zo succesvol dat het er helemaal kaal werd. Er viel niet tegen op te schieten. Toen bleek dat een mild, griepachtig virus van een Braziliaanse konijnensoort dodelijk was voor dit Europese konijn werd dat virus er ook uitgezet. Nou, dat werkte als een tierelier. Een andere slimmerd, die last van konijnen op zijn Franse landgoed had, liet daar ook het virus los. Plaatselijk stierf toen ook 99% van de populatie. Maar mama natuur is ook niet gek. Uitendelijk worden de konijnen resistent en krabbelen populaties weer op. Gelukkig vond men weer een ander dodelijk virus. Dit ook weer wereldwijd losgelaten, Chinese (yep!) virus liet het konijn ook weer bijna helemaal verdwijnen. Om daarna ook wederom resistent terug te veren. Dat konijnenaantallen nu nog steeds jaarlijks kunnen verschillen zie je bijvoorbeeld rondom het Vlaardingse Delta hotel. Het ene jaar struikel je er over en het andere jaar zie je ze amper.
______________________________________________________________
Slechtvalk met gevangen wintertaling. Schilderij Jeroen Verhoeff
75
GOEDVALKEN
Vroeger zag ik soms wel eens een slechtvalk en dan was ik heel blij. Want de slechtvalk is een beest van een beest en wereldwijd legendarisch. Het is dan ook niet niks dat ze met meer dan driehonderd kilometer per uur naar beneden kunnen vliegen/vallen om zo vogels te vangen die soms vele malen groter zijn dan zijzelf. Omdat ze zo ongelooflijk driest en goed kunnen jagen zijn ze voor valkeniers vanaf het begin altijd de meest gewilde vogels geweest. Ooit zag ik een paar slechtvalken die vlak boven de golven van het Haringvliet samen een wulp probeerden te vangen en dat was spectaculair. Ook omdat de wulp uiteindelijk op het nippertje in blinde paniek in het water dook en zo zijn vege lijf redde.
Toen we DDT, een zeer effectief en succesvol landbouwgif, gingen gebruiken, bleek al vrij snel dat het gif zich vooral ophoopte in dieren aan de top van de voedselketen, zoals de slechtvalk. Daardoor werden hun eierschalen zo dun dat hun eieren braken als ze er op gingen zitten. Toen DDT eindelijk verboden werd duurde het nog vele tientallen jaren voordat allerlei soorten roofvogels weer langzaam opkrabbelden. Mede doordat Duitsers vorige eeuw erg slechtvalkvriendelijk werden kwamen deze überroofvogels langzaam ook weer terug in ons land. Nederland is een vogelrijk landje en nu hebben we zelfs meer dan tweehonderd broedpaar! De laatste jaren gaat het weer wat minder goed met slechtvalken vanwege de vogelgriep. Dit was een vrij ongevaarlijke vogelziekte, maar in kippenfokkerijen is het vogelgriepvirus gemuteerd tot een dodelijk ziekte. Deze ziekte werd daarna verspreid door wilde vogels, die er in eerste instantie weinig last van hadden, maar nu worden sommige populaties van wilde vogels ook zwaar getroffen. Het is dus weer eens onze eigen schuld. Gelukkig zijn we de intelligentste dieren op aarde en zijn we in staat om te leren van onze fouten. Toch? Even afgezien van de pfas, microplastics, staalslakken, roundup en allerlei andere afvalstoffen en giffen die we rijkelijk in natuur en milieu rondstrooien dan…
______________________________________________________________
Elegant en schier gewichtsloos scherend: man blauwe kiekendief. Schilderij Jeroen Verhoeff
74
BLAUWE JONGENSTELERS
Blauwe kiekendiefdames hebben een mooi gevlekt uiterlijk om veilig te kunnen broeden. De heren zijn opzichtig wonderschoon grijs-blauw. Beide hebben een opvallend witte bips. Het zijn superlichte, heel actieve en laag vliegende roofvogels die voornamelijk jagen op muizen en vogels in allerlei boom-arme gebieden. In Nederland broeden ze pas sinds eind negentiende eeuw. Toen we ons (hun?) hoogveen succesvol hadden verwijderd, probeerden onze ‘kuikendieven’ het na de oorlog vooral op de Waddeneilanden. Daar was het nog lekker open door de vele, ook nog eens erg smakelijke konijnen die we daar ooit los hadden gelaten. Zo hadden we hier te lande ooit zo’n honderd paar van die wonderschone wezens. Tenminste… ‘paar’… Blauwe kiekers zijn polygaam: sommige mannen hebben meerdere vrouwen tegelijk. Ik zag ze vroeger ‘s winters vrij vaak rond Vlaardingen jagen en dat waren dan ook bijna altijd vrouwen.
Dit jaar hadden we nog maar drie nesten met jongen. Dat mag je best een forse achteruitgang noemen. Dat lijkt vooral te komen doordat onze laatste open gebieden, de landbouwgebieden, zo natuur-onvriendelijk zijn geworden dat jonge kieken sterven door voedselgebrek. Volgens de Europese vogel- en habitat richtlijn hebben we het onszelf verplicht om allerlei soorten te beschermen. Ooit stonden we Europees vooraan om dit soort maatregelen te ondertekenen, maar al vrij lang staan we Europees enorm achteraan om het ook daadwerkelijk toe te passen. Vogelbescherming speelt met het idee om speciale kiekendiefgebieden voor blauwe kiekendieven in te richten, naar voorbeeld van de speciale hamsterreservaten in Zuid-Limburg. Daar worden de hamsters (overigens ‘cultuurvolgers’ die hier pas sinds eind negentiende eeuw voorkomen), streng beschermd, bijgefokt en geroskamd. De tweehonderd zogenoemde ‘korenwolven’ die er daar nu rond scharrelen hebben nu zo’n honderdduizend euro per stuk gekost. Dat mag je best een fiks bedrag noemen.
Duinen ‘verruigen’ en daar houden blauwkieken niet van. Natuurbeschermers ook niet, want open (konijnen-)duinen herbergen volgens velen van hen veel leukere planten en dieren. Maar duinen open houden kost geld. ‘Grote grazers’ doen dat nu goedkoop, maar net als konijnen kwamen die oorspronkelijk niet in de waddenduinen voor. Ingewikkeld hoor. Hoe zagen onze duinen er nou eigenlijk oorspronkelijk uit?
______________________________________________________________
Stukje blote, Maassluisse regenworm. Foto Jeroen Verhoeff
73
WURMEN
Dé regenworm bestaat niet. Tja, sorry; het is niet anders. Regenwormen behoren tot de familie van ringwormen en daar bestaan wereldwijd minstens zeshonderdzeventig soorten van, waarvan er een stuk of vijfentwintig letterlijk ín ons land leven. Er zijn drie types: je hebt de kleine en rode ‘strooiselbewoners’ die plantenresten en mest van de oppervlakte eten. Dan heb je de bleek-grijze en middelgrote ‘grondwormen’ die boven in de grond horizontale gangen graven en dan heb je nog de grote ‘pendelaars’ die verticale gangen van wel drie meter diep graven en planten van boven diep de bodem in trekken. Regenwormen hebben allerlei borsteltjes aan hun lijf waardoor ze makkelijk door de grond kunnen bewegen. Die kan je niet of nauwelijks zien, maar wel goed voelen als je hun lijf tussen je vingers doorhaalt. Regenwormen zijn erg belangrijk want ze maken door al hun gegraaf de bodem lekker los en luchtig, waardoor allerlei voedingsstoffen goed door de bodem worden verspreid en neerslag snel opgenomen en langzaam afgegeven wordt. Dat is mooi, want wij stampen met allerhande zware landbouwmachines die bodem juist steeds hartstikke dicht.
Wormen vonden het al fijn in ons ‘aardige’ landje, maar sinds we er ook nog gigantische hoeveelheden stront op gooien vinden ze het helemaal hemels hier. Dat kon je bijvoorbeeld zien aan de belachelijke hoeveelheid grutto’s die er in onze weilanden rond liepen. Maar omdat er steeds minder soorten grassen en andere planten kunnen overleven op die mestrijkdom en er ook steeds vaker allerlei shit in die stront zit is het vaak toch steeds weer minder goed toeven hier voor onze wurmies en dus ook voor onze knuffelweidevogels.
Landwormen worden hier maximaal veertig centimeter lang. De grootste pier ter wereld is de reuzenaardworm die zeshonderdzeventig centimeter kan worden! Stel jij eens voor wat voor enorme vis je daarmee kan vangen! Maar het kan nog groter. En zelfs vindbaar in ons land. De reuzensnoerworm is waarschijnlijk het langste dier ter wereld en wordt maar liefst vijfenvijftighonderd centimeter lang! Het zijn makkelijk brekende zeebewoners uit de vloedzone en toch passen ze makkelijk in je hand omdat ze heel dun zijn.
______________________________________________________________
Ons schoone reuzensnelwegpieper. Foto Jeroen Verhoeff
72
MOOIEVAARS
Ooit hadden we twee soorten ooievaars in Nederland: de witte en de zwarte. De zwarte ooievaar leeft wat meer in beboste gebieden en is hier als broedvogel uitgestorven. Maar in België zijn ze weer gaan nestelen dus misschien willen ze dat hier ooit ook weer gaan doen. Met de witte ooievaar ging het ook niet zo goed. Oorspronkelijke vlogen de Nederlandse ooievaars naar Afrika, maar door het bijvoeren op de ‘ooievaarsstations’, die we vorige eeuw hadden bedacht, bleef een deel hier overwinteren. (Ooit nam mijn opa mij een keer mee naar zo’n ooievaarsstation, waar ik verbaasd stond te kijken naar een enorme berg halve, pasgeboren biggen die er als voer klaar lag). Ook doordat we de nu de winters kapot hebben gemaakt zien vele honderden ooievaars voor het gemak van zo’n lange reis af.
Ooievaars werden vaak afgeschilderd als brengers van baby’s. Vermoedelijk werd dat ooit verzonnen om kinderen niet te hoeven vertellen wat papa en mama daadwerkelijk voor schunnigs hadden gedaan. Sommige buitenlui zeggen dat ooievaars veel weidevogels eten, want een ander de schuld geven blijft altijd makkelijker dan je eigen handelen kritisch bekijken. Maar uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat dit nauwelijks gebeurt. Ooievaars eten van alles, maar vooral wormen, insecten, mollen en muizen. Langzaam lopen ze zo statig door liefst kort gras en pakken ze wat makkelijk te pakken is. De Ooievaar is in Nederland een echte cultuurvogel, want door alle poep die we op ons grasland rondstrooien zitten er lekker veel wormen en ze profiteren ook van de makkelijke nestplekken die we ze bieden. Want ík mooi vind is als ooievaars weer een ouderwets boomnest maken, wat gelukkig weer steeds vaker gebeurd. Dit jaar is er zelfs een boom-kolonie ontstaan in de Gelderse poort. Vanaf de snelweg bij Lelystad kunt u ook een stuk of tien nesten in een hoogspanningsmast zien zitten. Ik snap niet helemaal waarom ooievaars het best goed doen, omdat het de meeste weidevogels juist bijzonder slecht vergaat. Maar de prachtige vogels broeden nu zelfs in Vlaardingen en je kan ze het hele jaar door op de lantaarnpalen langs de snelweg zien zitten.
______________________________________________________________
Schotse Hooglanders in de Broekpolder. Muurschildering Jeroen Verhoeff
71
OERKOE
De Schotse Hooglanders in de broekpolder zijn populair. Bezoekers fotograferen ze daar volop en men geniet van de schattige, jonge kalfjes. Het ziet er dan ook behoorlijk ‘oer’ uit, die langharige, roodbruine beesten zo in de ruigte. Veel mensen denken daarom dat het een wilde diersoort is, maar een Schotse Hooglander is toch echt gewoon een tamme koe. Nou ja, gewoon… Ons Hollandse, zwartbonte, ‘Holstein-Friesian’ vee is door-gefokt om zo veel mogelijk melk te kunnen geven, waardoor ze zonder menselijke hulp niet kunnen overleven of jongen kunnen krijgen. Maar omdat het daar in Schotland nu eenmaal nogal nat en koud en leeg is, kunnen die ruige Schotten zichzelf wel prima redden.
Echt ‘oer’ was ooit de oeros, maar die hadden we hier al in de zevende eeuw uitgeroeid. Zo’n oerstier had hoorns tot tachtig centimeter lang, kon wel duizend kilo zwaar worden en was niet heel terughoudend om iets op de horens te nemen wat te dichtbij kwam. Als oer-Hollander was je pas een bink als je een oeros wist te doden, want dat was linker dan het doden van wolf of beer. De Duitse gebroeders Heck kruisten een eeuw geleden allerlei primitieve runderrassen om zo de oeros terug te kweken. Begin deze eeuw vonden we dat ‘Heckrund’ toch niet genoeg op de oeros lijken en daarom zijn vooral sommige Nederlanders druk bezig om de ‘tauros’ te ontwikkelen. Dat gaat zo goed dat deze al in verschillende natuurgebieden in Europa worden uitgezet. Het zijn indrukwekkende beesten. Ik vind het mooi dat er zoveel moeite wordt gedaan om een zo’n natuurbeeld-bepalend wild dier terug te toveren, maar veel belangrijker is wat die wilde koeien de hele dag staan te doen. Vooral grazen dus, maar niet zoals een grasmaaimachine, maar hier wél en daar niet, zodat de begroeiing veel onregelmatiger en afwisselender wordt. Stieren maken stierenkuilen, waar allerlei open-grond-liefhebbende beestjes hun plek vinden. Stevige drollen vallen plaatselijk, waar mest-gretige planten kunnen groeien en waarin allerlei insecten hun levenscyclus kunnen volbrengen. Zo worden landschappen ouderwets natuur-rijker. De tauros is een tikkeltje te wild voor onze recreatiepolder, vandaar de veel tammere Schotten alhier.
______________________________________________________________
Annemieke? Ben jij het? Foto Jeroen Verhoeff
70
ANNEMIEKE
Ik word gek van die kolerebeesten! Toen ik de zoveelste raak had gemept zag ik dat deze nog bewoog. Met een vergrootglas bekeek ik haar aandachtig. Goh, wat zag zo’n beest er eigenlijk bizar uit. Maar wat hoorde ik toch? Toen ik daarop een microfoon dicht bij haar legde en het geluid maximaal versterkte hoorde ik opeens een stem die zachtjes steeds ‘Sorry!’ zei! ‘Krijg nou niks!? Die mug die praat tegen me!?’ Toen ik een beetje bijgekomen was van mijn totale verbazing hoorde ik haar om vergeving vragen. ‘Waarvoor?’, vroeg ik. ‘Omdat je me stak?’ Ze knikte instemmend. ‘Ja’, snikte ze, ‘ik kan het je toch niet echt kwalijk nemen dat je me dood wilde slaan. Ik ben toch ook een rottige parasiet?!’ Toen ik daarop zei dat ik haar misschien ook niet alleen maar daarom dood had hoeven willen slaan zei ze: ‘Jawel, ik zou hetzelfde doen als ik jou was. Maar ik kan niet anders. Om eieren te kunnen leggen moet ik een beetje bloed van andere dieren afpakken’. Toen raakte ik met Annemieke verzeild in een lang en diep filosofisch gesprek over relativiteit en natuurlijk evenwicht, waarna ik haar ook mijn diepe spijt betuigde. Met een paar haartjes van één van mijn schilderpenselen heb ik toen haar gebroken pootjes gespalkt en haar voorzichtig op mijn arm gezet. Gefascineerd keek ik toe hoe ze voorzichtig mijn huid doorboorde en van mijn bloed dronk totdat haar achterlijfje bijna knapte. Ze trok haar zuigsnuit voorzichtig uit mijn vel en liet een schattig boertje. ‘Sorry!’, zei ze weer. Ik zette de tuindeur open en hield mijn arm omhoog. ‘Ga maar lieverd, nogmaals sorry en veel succes!’ Elegant vloog ze de nacht in. Zou ik haar ooit nog terug zien? Een maand later mis ik haar nog steeds. Ik laat de deuren ’s avonds steeds open met alle lichten aan en ik houd ik een microfoon bij elke mug die mij dicht genoeg laat naderen, maar ik krijg steeds maar geen antwoord op mijn vraag of ze Annemieke misschien hebben gezien. Daarom sla ik ze sindsdien steeds dood. Kolerebeesten altijd.
De column ‘Groene Jeroen” verschijn twee maal per maand in ‘Nieuwsblad Vlaardingen’ (Voorheen ‘Groot Vlaardingen’; ik mis die naam).