Groene Jeroen columns 2021

Geplaatst op door Jeroen Verhoeff

Bijna tien jaar geleden schreef ik wekelijks een column over de plaatselijke natuur in de krant ‘Groot Vlaardingen’. Nu doe ik dat weer, maar nu tweewekelijks. Hier alle ‘Groene Jeroen’ columns van 2021:

____________________________________________

Groene Jeroen 1:

Dode bosspitsmuizen

Een dode bosspitsmuis.

Bijna elk jaar vind ik wel ergens een dode bosspitsmuis. Meestal zijn ze onbeschadigd en vaak liggen ze midden op het fiets- of wandelpad. Vertel toch eens, oh Groene Jeroen: Hoe zit dat?

Het klinkt raar, maar spitsmuizen zijn geen muizen. Muizen zijn knaagdieren en spitsmuizen behoren tot de orde van de insecteneters, net zoals egels en mollen. Allerlei soorten komen over de hele wereld voor. Maar ze eten niet alleen insecten, ze eten eigenlijk elk dier dat ze te pakken kunnen krijgen, tot soms zelfs muizen en kikkers toe. Spitsmuizen zijn echter piepklein. De Zuid-Europese wimperspitsmuis is zelfs zo klein dat hij door de gangen van dikke regenwormen kan lopen. Een bosspitsmuis zoals deze is zonder staart ongeveer zo lang als uw pink en weegt slechts rond de 10 gram. Volwassen bosmuizen wegen al gauw het dubbele of driedubbele en volwassen bruine kikkers wegen wel meer dan vier keer zo zwaar. In vergelijking zou u of ik dan een gorilla of een ezel aanvallen, met blote handen. Snotjandosie!

Zo klein zijn heeft echter ook nadelen. Hun stofwisseling is zo enorm hoog dat hun energie heel snel op raakt. Ze jagen een uur of drie en slapen dan een uur of drie, steeds weer opnieuw en dag en nacht door. Per etmaal moeten ze zo ongeveer twee keer zoveel eten als ze zelf wegen, dus dat is nogal niet niks. Valt de jacht een paar uur tegen, dan kunnen ze er opeens letterlijk dood bij neer vallen. Misschien is dat wat er hier gebeurd is. Iets waarschijnlijker is het echter dat deze pechmuis werd gegrepen door een roofdier. Buizerds, reigers of wezels grijpen vaak naar prooi die ze in de begroeiing wel zien bewegen, maar amper kunnen zien. Blijkt het dan opeens een spitsmuis te zijn, dan laten ze die vaak meteen weer los, want klieren in hun vacht geeft ze een heel vieze smaak.

Spitsmuizen zijn dus wonderbaarlijk stoere super-mini-roofdieren waar nog veel meer bijzonders over te vertellen is. Deze column is daar echter te kort voor, dus over twee weken leest u er hier weer meer over.

_____________________________________________________________

Groene Jeroen 2

Giftige minimonsters

Hier komt uw groene verslaggever wel heel vervaarlijk dicht bij zo’n giftige krachtpatser. Don’t try this at home!

Zoals beloofd ga ik nog even door over die ongelofelijke spitsmuizen.

Spitsmuizen komen overal voor, maar toch zie je ze niet snel. Dat is natuurlijk omdat ze zo piepklein zijn, maar ook omdat ze zo schuw zijn dat ze bijna nooit uit de begroeiing tevoorschijn komen. Ze zien elkaar ook niet zo snel, want ze zijn behoorlijk kippig. Voedsel vinden ze vooral op de tast met hun lange snorharen en waarschijnlijk ook door naar de echo’s van hun gepiep te luisteren, een beetje zoals vleermuizen dat ook doen. Die piepjes zijn schril en hoog en die hoor je vooral daar waar het nog een beetje groen en rommelig mag zijn. Tenminste; oudere mensen kunnen zulke hoge tonen niet horen. (Zelf hoor ik ze al een tijdje niet meer, dus ik denk dat de spitsmuizen uit Vlaardingen verdwenen zijn).

Spitsmuizen zijn ook nog eens giftig. Gebeten prooi kan dagenlang verlamd en dus vers bewaard blijven. Eén spitsmuis heeft genoeg gif in zich om tweehonderd muizen te doden. Een beet kan bij de mens ook flink pijnlijk zijn, maar dat gebeurt zelden.

Voor een winterslaap zijn ze te hyper en te klein. Maar hun weefsels en organen krimpen in de herfst waardoor ze in de winter achttien procent lichter zijn dan ’s zomers. Dat bespaart flink wat energie. (Dat lijkt mij ook wel wat, maar dan andersom: ik krimp dan liever naar de zomer toe). Toch blijft het mij een raadsel hoe ze de winter overleven, want hoe vangen ze in hemelsnaam genoeg voedsel als de grond bevroren of met sneeuw bedekt is?

Wat ook zo verrukkelijk leuk is, is wanneer de jongen wat groter zijn. Dan bijt er ééntje zich zachtjes vast aan de bovenkant van mama’s staart en de rest doet vervolgens hetzelfde met een broertje of zusje. Ik heb zelf één keer mogen zien hoe zo’n ‘spitsmuizen-treintje’ vervolgens als een slang de omgeving af speurt op zoek naar prooi.

Wat een geweldige beestjes zijn het toch! Huisspitsmuizen heb ik de afgelopen jaren regelmatig prachtig kunnen filmen. Het is geweldig om die mini tijgertjes op ooghoogte te zien jagen!

_____________________________________________________

Groene Jeroen 3:

Zwarte modderkruiper

 Zeer zelden waargenomen in de Zuidbuurt; de zwarte modderkruiper.

Een jaar of vijftien geleden fietste ik op de Zuidbuurt toen het water er goed uit zag. Toevallig had ik mijn duikbril bij me en dus baande ik me voorzichtig een weg tussen de brandnetels door en schoof ik via de steile wegberm de sloot in. Meteen merkte ik dat er meer modder dan water in de sloot zat. Maar als ik goed horizontaal tegen de oppervlakte bleef zwemmen verdwenen alleen mijn voeten soms in de zachte, koude, zwarte blubber.

De sloot lag vol met grote bossen sterrenkroos en doornblad. Nadat ik me daar met flinke moeite doorheen had geworsteld kwam ik steeds in prachtige open stukjes water terecht, waar ik doodstil bleef liggen. Als snel verschenen er tientallen ruisvoorns in allerlei maten in het prachtige zonlicht. Met vinnetjes zo rood dat het bijna pijn aan je ogen deed. Ze contrasteerden prachtig met de kleine, zilveren brasempjes die er vlak onder zwommen. Door de beperkte ruimte flaneerden ze zo tot op twintig centimeter afstand langs mijn duikbril. Het was allemachtig prachtig.

Plots werd ik uit het paradijs terug naar de realiteit geroepen: “Meneer; wat doet u daar?” Ik tilde mijn hoofd boven water en zag hoog boven me twee jongetjes verbaasd naar me staan kijken. “Ik zoek kievitseieren!”, antwoordde ik. Ze keken me aan alsof ze het eigenlijk wel een te verwachten antwoord vonden van zo’n meneer die daar zo vrijwillig in een sloot lag te liggen. Maar toen zag ik een voorzichtige glimlach verschijnen: “Echt niet!”, zei de slimste. “Nee ik kijk naar vis!”, legde ik uit. Maar dat leken ze een net zo vreemd antwoord te vinden, want zwijgend verdwenen ze langzaam achter de oeverbegroeiing. Toen ik even later de kant op was geklommen en druipend op het asfalt stond, bleek dat ik toch grotendeels zwart van de modder zag en niet al te fris meer rook. Zo wandelende ik naar de Krabbeplas om me schoon te kunnen spoelen. Mijn verschijning leek twee voorbij rijdende dames op de fiets gelukkig niet op te vallen, want ze bleven strak voor zich uit kijken toen ze langs me reden.

______________________________________________________________

Groene Jeroen 4:

Rundreiger

De derde witte reiger voor Nederland: de koereiger.

Op mijn mobiel ontving ik een foto met daarbij de vraag: ‘Pap; is dit een koereiger?’ ‘Jazeker zoon, bedankt voor de tip!’

Ik sprong op de fiets en gelukkig was het spierwitte ding makkelijk te vinden. De naam koereiger is goed gekozen want koereigers lopen bijna altijd bij koeien, zoals ook deze. Koereigers eten vooral insecten en soms een kikker of muis. Dat soort prooien hebben allemaal de nare eigenschap om zich niet te bewegen of zich te verstoppen als er gevaar nadert. Maar die prooi heeft ook de voor de koereiger prettige reflex om te vluchten als er een koe of paard of iets anders indrukwekkend groots aankomt. Het is dan slimmer te vluchten dan platgetrapt te worden nietwaar. Koereigers weten dat het meelopen met die grote, langzaam grazende dieren veel meer prooi oplevert dan wanneer ze alleen zouden jagen. Ooit deden ze dat alleen in de subtropen en tropen. Het is daar een prachtig gezicht om hele groepen koereigers rond olifanten te zien jagen of ze op de rug van kafferbuffels te zien meerijden. Nu lopen er al een tijdje koereigers rond Vlaardingen, soms zelfs tot negen bij elkaar. Dat is enigszins bijzonder, want ze kwamen hier vroeger nooit voor. Doordat wij overal koeien rondstrooiden konden koereigers zich veel wijder verspreiden. Honderd jaar geleden vlogen ze zelfs de oceaan over en veroverden ze snel beide Amerika’s. Op een dorpsplein in het Marokkaanse Atlasgebergte zag ik eens een flinke nestkolonie koereigers in de bomen zitten. Toen ik er voorzichtig (!) onderdoor liep vond ik een aantal uit het nest gevallen jongen. Met hun kale, dunne, lange nekken, hun punkhaar en hun verwilderde blik zagen ze er uit als achtergelaten aliens on acid. Wonderlijk hoe dat verandert als daar een strak wit pak overeen groeit. Veren maken de koereiger! Deze prachtige, volwassen, Vlaardingse rundreiger liep komisch met grote stappen door het natte gras in een lekker novemberzonnetje. Hij snaaide vooral heel handig nonstop vliegen uit het gras, maar ook vanaf het lijf van de koe. Nu gaan die prachtige koereigertjes waarschijnlijk ook Nederland koloniseren. Koeien en warmte genoeg tegenwoordig.

_____________________________________________________________

Groene Jeroen 5:

Krentenogen

Verse houtsnip, want nog geen ogen die als krenten ogen. Foto Bo Verhoeff

Toen ik een tijdje geleden ’s ochtends de voordeur achter mij dicht deed dacht ik dat er een duif achter me opvloog, maar toen ik mij omdraaide bleek het een houtsnip te zijn. Dat is wel een beetje vreemd, zo’n bosvogel zo midden in de stad terwijl het nog helemaal niet koud is.

Diezelfde week belde mijn oudste dochter. Toen ze naar haar werk ging vond ze deze dode vogel onder haar raam. Of ik hoe en wat wist. Toen ik zei dat deze houtsnip waarschijnlijk tegen haar raam was geknald herinnerde ze zich opeens dat ze die ochtend inderdaad wakker was geschrokken van een dof bonkgeluid. Glasruit is namelijk een onbekend begrip voor niet-stadsvogels. Ze denken gewoon door te kunnen vliegen als ze door de ruit heen het uitzicht van een ander raam zien, of doordat een glasruit de omgeving weerspiegelt. Soms zitten ze na zo’n fikse cultuurbotsing versuft op de grond en soms lijken ze zelfs al dood. Zet ze dan even op een kattenvrije plek. Vaak komen ze dan binnen een uur weer bij en vliegen ze er weer als nieuw vandoor. Maar ook gaan ze er vaak nogal dood van. De ogen van deze snip waren nog bol en glimmend, zo meldde dochterlief, en zo kon ik haar vertellen dat deze ongelukkigerd inderdaad nog maar een paar uur dood was. Want daarna gaan de ogen er als krenten uitzien.

Houtsnippen zijn leuk vreemde vogels. Waar andere snipsoorten en steltlopers fijn in het moeras, op het wad of in de wei vertoeven leeft de houtsnip in het bos. Met hun lange snavel kunnen ze diep in de bosgrond naar wormen peuren. Maar als hun gevoelige snavelpunt een lekkere worm raakt dan kunnen ze die lange snavel toch niet helemaal open doen? Dat is net zoiets als je paraplu proberen open te doen in de meterkast: dat gaat niet. De truc van houtsnippen, grutto’s en soortgelijke langsnavelaars is dat ze met gesloten bek toch het uiteinde van hun bovensnavel omhoog kunnen bewegen. Zo kunnen ze handig die vette worm uit de grond trekken. Volgende week meer houtsnippers!

_____________________________________________________________

Groene Jeroen 6:

Klasse becasse

‘Becasse au four circulaire’. (Doe dit alleen bij voldoende kennis aub)

Ik vertel u verder over de geweldige houtsnip! Houtsnippen hebben een ongelofelijk goede schutkleur. Meestal zie je ze pas als ze opeens vlak voor je voeten opvliegen. Dat maakte ze tot een gewild doelwit van jagers, want alleen kundige schutters kunnen die plots supersnel opstijgende vogels raken. Daarnaast is het vlees ook een beroemde delicatesse. Vroeger, toen de jacht op de houtsnip nog legaal was, betaalde je in een restaurant al gauw rond de honderd euro voor zo’n halfwas kippetje groot snippeboutje.

Hun eieren en jongen zijn ook al zo goed gecamoufleerd. Toch lijkt de houtsnip nog een extra kunstje te kunnen als er voor hen gevaar dreigt. Er zijn veel verslagen van ooggetuigen die gezien hebben dat mammie houtsnip een jong tussen haar poten vast klemde en ermee weg vloog! Wat een koele beesten zijn het toch! De Amerikaanse houtsnip kan ook nog geweldig ‘funky’ dansen; google maar eens op ‘dancing woodcock’!

In de winter krijgen we tal van noordelijkere houtsnippers op bezoek, want bevroren grond is te hard voor houtsnipsnavels. Als de vorst hier plots invalt dan zoeken ze vaak de warmere stad op. En dan vliegen ze zich dus vaak dood, zoals die houtsnip bij mijn dochter deed. Wat te doen met zo’n doodse vogel? Ik vind vlees lekker, maar ik koop nooit vlees voor mijzelf. (Mensen noemen zichzelf trouwens vaak vleeseters, maar hoe vaak zie je nou iemand zelf een dier vangen, doden en opeten? In bijna alle gevallen eten we vlees dat een tijd geleden door een ander is gedood, dus eigenlijk zijn we gewoon aaseters). Vlees eten is een luxe waar we erg aan gewend zijn, maar gekweekt aas eten is tegelijkertijd de grootste oorzaak dat de natuur wereldwijd verdwijnt. Simpelweg omdat er voor veeteelt zo buitensporig veel landoppervlak, energie, water, gif en mest nodig is. Vandaar dat ik maar vegetariër ben. Zo’n net verongelukte houtsnip is echter het ultieme natuurproduct: verser, gezonder, lekkerder, goedkoper, circulairder, milieuvriendelijker en onschuldiger scharrelvlees bestaat er volgens mij niet. Dat is letterlijk natuurlijk zonde om weg te gooien. Elke natuurliefhebbende vegetariër die snipt, ehh… die snapt dat.

_____________________________________________________________

Groene Jeroen 7:

Gans nijlgans

De nijlgans: fier, mooi en succesvol.

Vorige eeuw werden er door dierenliefhebbers nijlganzen naar Europa gehaald. Vanuit siervogelcollecties kwamen er zo ook nijlganzen in het wild terecht hier. Ik weet nog dat ik mijn eerste nijlganzen zag. Groentje Jeroentje fietste door een Rotterdams park en uit het niets kwamen er plotseling twee vreemde vogels luid gakkend over hem heen gevlogen. Ze landden in het gras en liepen daar fier en onbevreesd rond in hun verenkleed vol prachtige schakeringen van oker en roodbruin.

In de Afrikaanse savanne, waar ze oorspronkelijk vandaan komen, overleven ze tussen enorme aantallen roofdieren. Ooit zag ik daar hoe een paps en mams hun superschattige jongen van het nest in een boomholte naar de bijna een kilometer verderop gelegen rivier brachten. Onder hun uiterst waakzame begeleiding klauterden zes bontgekleurde donsballetjes dapper door de levensgevaarlijke savanne. Als het nodig is kunnen nijlgansouders allerlei vijanden zeer heftig aanvallen, tot mensen aan toe. Nijlganzen zijn niet erg aan water gebonden, maar hun jongen zijn daar toch net iets veiliger. Want in het water zitten iets minder ganzenliefhebbers; hoogstens wat krokodillen, grote roofvissen en pythons. Daarom zijn nijlganzen dus zo beschermend, want anders zouden ze Afrika nooit overleven. Daar hebben ze niet echt een vast broedseizoen en waarschijnlijk kan je ze daardoor hier bijna het hele jaar met jongen zien. Kou deert deze Afrikanen niet echt. Veren isoleren erg goed en met een jaarrond goed gevulde buik vol frisgroen en stikstofrijk Hollands gras blijft hun inwendige kacheltje prima snorren.

Ondertussen zijn ze hier niet meer weg te denken. Overal waar wat gras naast water groeit kom je ze tegen. Ze planten zich niet alleen zo goed voort, maar ze zijn ook vaak nogal duidelijk aanwezig. Luid roepend en ruziënd bovenop uw dak, om brood bedelend aan de haven of jongen van een andere watervogel bruut verdrinkend als die te dicht bij hun eigen kroost komen. Tja, dan sta je daar als mens met je mensenbrein heel menselijk naar te kijken en dan zoek je naar een krachtige en gefundeerde mening, want dat vinden we fijn. Volgende keer maar eens kijken welke dat dan zou kunnen zijn…

Zie hier voor de Groene Jeroens van 2022!