Groene Jeroen columns 2023

Geplaatst op door Jeroen Verhoeff

Elke twee weken schrijf ik een column over de plaatselijke natuur in de krant ‘Groot Vlaardingen’.

Hieronder de verschenen ‘Groene Jeroen’ columns van 2023:

Nummer 49

STEMVEE

Wat zou ik voor ons allemaal tegelijk stemmen?

Deze columns gaan over de schoonheid van de natuur en soms ook over hoe we natuur beter kunnen behandelen. Dat laatste kan soms ook via verkiezingen bereikt worden. Laten die er nu aankomen.

Democratische verkiezingen zijn een prachtige uitvinding, maar wij kiezers zijn eigenlijk nogal slecht in stemmen. We mopperen graag op van alles in onze maatschappij, maar als we deze daadwerkelijk iets kunnen veranderen pakken we dat meestal helemaal niet serieus aan. Wetenschappelijk is bijvoorbeeld bewezen dat we onze stem instinctief veelal aan personen geven van wie we ook als eerste een tweedehands auto zouden kopen. We kijken ook wel een beetje naar de programmapunten van politieke partijen, maar controleren niet of zij die mooie ideeën in het verleden ook daadwerkelijk hebben proberen te realiseren. We stemmen ook liever op personen die in de media discussies ‘winnen’ met simpele ‘oplossingen’ en niet op degenen die met feiten  aan komen zetten en zeggen dat iets ‘lastig’ is. Daarnaast stemmen we vaak uit gewoonte, of hetzelfde als onze ouders, of meer uit angst in plaats van uit hoop. Welke partij het beste ons bestaan op korte termijn ongeveer kan waarborgen of liefst zelfs wat verbeteren is het belangrijkste. Lange termijn-belang is veel belangrijker, maar tegelijkertijd ook een vaag begrip dat wij mensen nog nauwelijks bevatten. Instinctief handelen we eerst dus vooral vanuit gevoel en vanuit zelfbelang en pas in tweede instantie komt er soms medeleven, begrip of hulp geven in ons op. Tja, van nature zijn we nu eenmaal zo en het heeft ons tegelijkertijd natuurlijk ook erg succesvol gemaakt. Tot nu. Onze eigenschappen veranderen we niet zo maar even. Politici zijn ook mensen. Mooipraterij, manipulatie, leugens en bedrog zijn steeds succesvollere hulpmiddelen naar succes voor hen.

Verdorie! Het is ook allemaal veel te ontzettend ingewikkeld geworden! Onze maatschappij is ook zo complex! Wacht, ik kijk gewoon even op “wwww. ik zet mijn eigenbelang wat betreft de instandhouding van de verworven luxe van mijn eigen generatie even opzij en kijk op wie ik het beste kan stemmen voor een fijne toekomst voor mijn (klein-)kinderen.nl”.

Oh, hè, die website bestaat helemaal niet…

______________________________________________________________

 

Nummer 48

SPEKVRETERS

 

Goede naam wel: langpootmug

Ik dacht eerst dat dit een blauwe goudtip was. Misschien wilde ik dat stiekem graag omdat het zo’n prachtige naam is. Maar toen ik het ging nazoeken leek het toch meer op een weidelangpootmug, en na nog grondiger napluizen echter ook wel weer op een koollangpootmug. Welnu, we weten allemaal dat die twee nogal veel op elkaar lijken, dus ik moest nóg dieper duiken in de wondere wereld der langpootmuggen.

Maar eerst: een langpootmug is dus een mug. Een gigantische zelfs! Ren voor je leven! Welnee; vrees niet: langpootmuggen zuigen helemaal geen bloed en kunnen niet eens steken. Volwassen langpootmuggen zuigen hoogstens een beetje nectar of eten zelfs helemaal nooit. Dat laten ze aan hun kinderen over. Langpootmugkinderen noemen wij emelten en dat zijn een soort grauwe rupsjes die in holletjes in de grond wonen. ‘s Nachts komen ze bovengronds om planten te eten, en dat doen ze in ons verstoorde landschap soms gretig en massaal, waardoor ze niet zo heel populair zijn bij boeren en tuinders. Paps en mams malen echter dus niet zo om groenvoer en leven vooral voor de seks. Bij de paring raken ze elkaar dan weer alleen met hun uiterste achtersten aan waarbij ze ook nog eens allebei strak verschillende kanten op kijken, dus zo intens lijkt het allemaal ook weer niet. Maar wie weet: misschien is het wel veel lekkerder dan bij ons, wie zal het zeggen? Langpootmuggen zijn geen fantastische vliegers en je kan ze soms zo uit de lucht grijpen. Doe wel voorzichtig dan, want hun poten breken heel makkelijk af, wat handig is om aan hun vele andere vijanden als allerlei vogels en kikkers te kunnen ontsnappen. Waar veel insecten vier vleugels hebben hebben langpootmuggen er nog maar twee. Hun achterste vleugelpaar is geëvolueerd tot een soort lucifer-achtige steeltjes. Mijn familie noemde langpootmuggen ‘spekvreters’, maar waar die rare naam vandaan komt weet ik niet.

Afijn, het bleek uiteindelijk natuurlijk gewoon een tipula oleracea te zijn. Dat had ik natuurlijk meteen kunnen zien aan het feit dat haar eerste flagellae op haar voelsprieten licht in plaats van donker gekleurd zijn. Dom.

______________________________________________________________

 

Nummer 47

BIJTENDE GROENE ZWAARDDRAGER

Groot en groen en midden in de stad op een muur.

Snot-Jan-doossie, wat zit daar nou tegen de muur? Een gigantische sprinkhaan! En kijk die enorme punt aan zijn achterste eens; daarmee steekt hij toch dwars door je vinger heen? Aaahhh!

Hoho, rustig maar. Dit is de grote groene sabelsprinkhaan. Een vroeger zeldzame soort, maar tegenwoordig kom je deze fantastische reuzen veel vaker tegen. Dit is mevrouw sabelsprinkhaan, hetgeen te zien is aan die grote sabel aan haar bips. Dat is een legboor die ze gebruikt om haar eitjes in de grond te leggen. Zoals hier goed is te zien hebben grote groenen ook lange vleugels. Daarmee kunnen ze na het springen een paar meter verder vliegend in het groen ploffen om zo aan vijanden te ontsnappen. Meneer sabelsprinkhaan charmeert de vrouwtjes door met zijn vleugels over elkaar te wrijven. Daarmee maakt hij een minutenlang durend, luid geratel dat in de zomer op allerlei plekken met flinke ruigtekruidenbegroeiing goed te horen is. Dat horen ze zelf trouwens net onder hun knieën, want daar zitten hun oren! Als mams haar eieren de grond ingesabeld heeft komen deze pas de volgende lente uit. De dan piepkleine groene sabelsprinkhaantjes vervellen om de zoveel tijd, tot ze pas in de nazomer zo gigantisch als deze mama zijn. Voor die tijd houden ze zich veilig schuil tussen de prikkeligheden van distels en bramen. Waar de meeste sprinkhanen vegetariërs zijn eet de grote gruwelijke zadelsprinkhaan ook veel andere insecten. Doe dus voorzichtig als je er ééntje vangt, want ze kunnen pittig bijten!

In de herfst worden veel bermen en groenstroken standaard kaal gemaaid, waardoor gigantische hoeveelheden insecten en andere dieren hun voedsel, veiligheid, leefgebied en vaak hun leven in één klap verliezen. Dat is te vergelijken met een bos dat in één keer finaal kaal gekapt wordt. Gelukkig wordt er tegenwoordig door sommige groenbeheerders over nagedacht en tegenwoordig zie je dat die maaimonstermachines  soms ergens een stukje ruigte laten staan. Meestal is dat nog maar zo’n tien procent per perceel, maar als we wat natuur-deskundiger zouden gaan maaien en steeds maar per keer de helft van het bloemengroen zouden kappen zou de insectensterfte flink kunnen afnemen.

______________________________________________________________

 

Nummer 46

 

VLAARDINGS VISSENDE ARENDEN

 Geen foto, maar toch een zelf gemaakt visarendplaatje

Net als vorig jaar vertoeven er aan het eind van deze zomer wekenlang één of meerdere visarenden in de Broekpolder. Visarenden waren vroeger zeldzame vogels uit Scandinavië die tijdens de trek snel over ons land vlogen, maar ze doen het tegenwoordig opvallend goed en ze blijven hier vaak langer hangen. Sinds een paar jaar broeden ze  zelfs in de Biesbosch; anno 2023 zelfs jaar vijf paar. Wat een feest!

De visarend, die officieel geen echte arend is, is maar nét wat groter dan de buizerd, maar met zijn langere vleugels lijkt hij veel groter. Het zijn voedselspecialisten, want ze eten zo goed als alleen maar vis. Van grote hoogte duiken ze naar beneden om op het laatste moment hun grote klauwen vlak langs hun kop te gooien om zo een vis te grijpen, waarbij ze soms helemaal kopje onder gaan. Daarna kost het even moeite om weer op te stijgen, zeker als ze een flinke vis te pakken hebben, maar meestal lukt dat wel. Verhalen dat visarenden door grote vissen de diepte in werden getrokken werden lange tijd niet geloofd, maar recent werd het in Noorwegen toch echt waargenomen. Om die grote glibberds goed vast te kunnen houden heeft de visarend lange nagels en stekelige schubben op de poten. Daarnaast kan hij zijn buitenste tenen helemaal naar achteren draaien om zo vissen goed in de lengte vast te kunnen houden, zodat hij makkelijker vliegt. Ik heb dit jaar een keer of tien een Vlaardingse visarend over zien vliegen, vaak met een flinke ruisvoorn of winde als prooi, maar ze filmen is me niet gelukt. Vele anderen hebben wel geluk gehad en kwamen thuis uit de Broekpolder met prachtige foto’s van visarenden met prooi. Grmbl… Gelukkig kan ik een beetje schilderen en zo kan ik toch laten zien hoe een visarend een flinke ruisvoorn uit het water snaait.

PS: Vorige keer schreef ik dat uilen hun kop 360 graden kunnen draaien. Dat klopt niet. Excuses: vanuit recht-vooruit-kijk-stand kunnen ze 270 graden opzij draaien, maar wel 2 kanten op, dus in totaal kunnen ze zelfs een draai van 540 graden maken!

______________________________________________________________

 

Nummer 45

RANSUILPLUIMPJES

Luister waar je moet kijken!

Deze ransuil zat relaxed in een berk in een Vlaardingse volkstuin. Ik benaderde hem met langzame bewegingen en ik probeerde direct oogcontact te vermijden, want dat vinden de meeste dieren onprettig, zo niet zelfs bedreigend. Als de ogen van uilemans open gaan en als hij dan vervolgens ook nog rechtop heel slank gaat zitten wezen met zijn oorpluimpjes rechtop, dan weet je dat je té dichtbij komt.

Die pluimpjes zijn dus geen oren maar veertjes. Hiermee kan hij zijn stemming  laten zien aan andere ransuilen, en ook aan ons dus. Uilen kunnen veel beter zien en in het donker zelfs een paar keer veel beter dan wij, maar hun oren zijn mogelijk nog belangrijker. Bij uilen zitten die verborgen onder hun veren. Waar onze ooringangen netjes symmetrisch op dezelfde plek zitten, zitten ze bij hen aan de ene kant hoger en verder naar achteren dan aan de andere kant. Dat schijnt goed te helpen om te kunnen bepalen waar hun prooi precies zit. De mooie verenkransen rond de ogen van uilen vangen als een soort schotelantennes die geluiden op om ze vervolgens naar de gehooringangen te sturen. Dat horen misschien belangrijker is dan zien wordt bewezen door de laplanduil. Deze reus vangt zelfs muizen die onder een diep sneeuwdek onzichtbaar door zelfgemaakte tunneltjes  rennen. Nadat de meeste uilen zittend of vliegend een prooi hebben gehoord gebruiken ze vervolgens hun ogen. Heel goed diepte schatten gaat het best met twee ogen die dezelfde kant op kijken, vandaar dat, net als bij ons, hun ogen dicht bij elkaar zitten. Bij de meeste vogels zitten de ogen namelijk aan de zijkant van hun kop, zodat ze bijna continu de hele omgeving kunnen overzien zonder hun kop te hoeven draaien. Een uil kan dat niet. Daarom heeft hij ook zo’n bewegelijke nek waardoor zijn kop driehonderdzestig graden rond kan draaien.

Intussen was een slapende ransuil toch minder spannend om te filmen. Gelukkig werd hij soms even wakker door wat muizengeritsel of achter-de-heg-geklets van volkstuindames. Dan gingen meteen de ogen open en de oorpluimen omhoog. Sjongejonge: zie toch hoe mooi zo’n Vlaardingse uil is!

______________________________________________________________

 

Nummer 44

LEUCO

Leucistsche nijlgans Jeroen Verhoeff

 Geen albino dus, maar een ehhh… ‘leuco’? (Foto Jeroen Verhoeff)

Hé; wat zit daar nou boven in die knotwilg zo groot, spierwit en slaperig te wezen? Oh, het is een nijlgans. Maar het is geen gewone, want normale nijlganzen hebben allerlei mooie tinten bruin. (Pas op Groene Jeroen, balanceer nu vooral voorzichtig op de wankele draad der ganzenetniciteitbenoemingsproblematiek). Dit is dus geen eeehhh… gemiddelde nijlgans, want deze is bijna helemaal wit. Is het dan een albino nijlgans? Neen. Bij albino’s ontbreekt melanine in hun huid. Zonder melanine ben je kleurloos. Zelfs je ogen hebben dan geen kleur, waardoor ze roze lijken doordat men de bloedvaatjes achter je hoornvlies door kan zien schemeren. Melanine beschermt je tegen de gevaarlijke straling van de zon dus albino’s moeten zoveel mogelijk uit de zon blijven.

Deze eehhh… andere nijlgans heeft bij nader inzien toch nog wel een beetje kleur en dat maakt hem/haar/het/hen ‘leucistisch’. Bij leucisme heb je minder melanine maar ook minder andere pigmenten. Daarmee kan je geheel of gedeeltelijk witter of bleker of gevlekt zijn, maar je ogen zijn nooit roze. Wat mensen vaak albino’s noemen zijn meestal leucistische dieren, want leucisme komt vaker voor. Behalve tegen de zon ben je met een kleurtje in je huid ook beter beschermd tegen opvallendheid. Want als je zo heel wit bent ben je natuurlijk ook wel heel zichtbaar, en dus ook vangbaar voor allebei roofdieren. Hoe dichter je bij de mens leeft hoe minder roofdieren er vertoeven, dus daarom zie je in de stad en in gevangenschap veel meer leucistische en albinistische dieren dan in het wild. Blanke Hans Nijlgans zal het ook wel lang uithouden omdat nijlganzen met hun grote formaat en agressie niet zoveel vijanden hebben.

Niets menselijks is dieren vreemd dus deze witte uitzonderingen worden ook door hun mededieren vaak wat raar aangekeken of zelfs gemeden. Tja; life ain’t always easy when you’re white! In Senegal zag ik ooit een prachtige zwarte vrouw lopen met met een albino baby in haar draagzak, dat was heel bijzonder om te zien. Ook omdat albino’s in sommige landen in Afrika regelmatig worden gedood omdat hun lichaamsdelen veel waard zijn vanwege vermeende bijzondere krachten…

______________________________________________________________

 

Nummer 43

BOMEN OPZETTEN

Dode bomen voor levende bomen... Jeroen Verhoeff

Dode familie hout je staande. (Foto Jeroen Verhoeff)

Het  succesvol planten van bomen vergt energie, kennis, geld en geluk. Bij bomen planten denken we het liefst meteen aan flinke jongens, want zo’n knoeperd planten, dat lijkt meteen lekker op te schieten, zo denken we tenminste. Uit gewoonte doden we vervolgens één of twee wat grotere boompjes om die als boompalen aan boompje-lief vast te zetten zodat deze niet om kan waaien in onze kort gemaaide grasvelden. Het kost zo’n puberboom vaak veel energie om goed te kunnen wortelen in die vreemde, nieuwe omgeving. Wij kunnen op onze beurt weer vaak niet wachten tot de herfst; de beste plantperiode. Als de zomer dan weer eens  lekker modern droog is, dan zie je regelmatig dat die verse aanplant het niet redt. Kleine boompjes planten werkt vaak beter, want de behoeften van zo’n peuter met zijn kleine worteltjes zijn natuurlijk veel bescheidener dan die van een groter exemplaar.

Maar wat gebeurt er eigenlijk met een stuk grond als we er helemaal niets doen? Welnu: dan groeien er eerst grassen en kruiden, waartussen dan allerlei inheemse struiken en jonge bomen veilig groot kunnen worden. Zo staan er binnen een jaar of tien al allerlei inheemse soorten bomen, die op hun beurt weer veel en veel meer dieren lokken dan de vaak buitenlandse boomsoorten die we nu graag gebruiken. Je zou het bijna verbazingwekkend willen noemen dat de natuur veel beter dan wij weet wélke bomen wáár het beste passen. Dus eigenlijk steken we energie in het opkweken van jonge boompjes en doden we hun soortgenoten ter ondersteuning, om voor relatief veel tijd en geld voor elkaar te krijgen wat vaak vanzelf en beter gebeurt als we niets doen. Dat Nederland in de oertijd niet totaal bebost was kwam door overstromingen, stormen en vooral ook door de vele wilde paarden, oerossen, wisenten, elanden en herten die bomen aten. Als we nu eens dat oude, natuurlijke systeem zoveel mogelijk zouden proberen te imiteren en óns gedrag zouden combineren met verstandiger landschapsinrichting en slimmer waterbeheer, dan zou dit land veel natuurlijkere en duurzamere bomen en struiken krijgen, voor ook nog eens flink minder geld.

______________________________________________________________

 

Nummer 42

NEUSJEUK

Pad met paddenvliegenmaden in haar hoofd... Jeroen Verhoeff

Kriebel in je neus is onprettig, maar het kan erger. (Foto Jeroen Verhoeff)

Deze pad wandelde midden op de dag over het wandelpad. Dat is ongebruikelijk, want padden zijn best wel nachtdieren. Mijn vermoeden werd bevestigd toen ik dichterbij gekomen witte streepjes op haar rug zag zitten en haar enorme neusgaten zag: deze pad was bezocht door de gevreesde groene paddenvlieg.

Die witte streepjes zijn namelijk eieren van die groene paddenvlieg. Die legt mams op de bovenkant van volwassen padden, daar waar de padden er nét niet bij kunnen komen met hun poten. Daaruit kruipen later piepkleine maden die dan naar en ín de neusgaten van de pad kruipen. Daar beginnen ze de pad van binnenuit op te eten. Ze zitten er warm, veilig en midden in volop lekker eten, dus daar groeien ze als kool. Padden zijn taaie beesten en het kan nogal een tijdje duren voor ze dood gaan. Zo is het niet vreemd om padden met bizar grote gaten in hun kop tegen te komen. Als je in die gaten kijkt dan zie je hele massa’s dikke maden krioelen.

Tja, sorry, het is niet zo’n fris verhaal, maar ik heb het ook niet verzonnen. Als de massa maden uiteindelijk ook aan de hersenen en het hart gaan beginnen dan houdt het natuurlijk op een gegeven moment wel op voor de pad. Als de pad dan bijna leeg en dood is kruipen de larven de grond in om daar te verpoppen. Het is een vrij succesvolle strategie van deze vlieg want onderzoek wees uit dat zo’n acht procent van de Nederlandse padden slachtoffer wordt van de groene paddenvliegterreur. Deze paddenmadam was extra ongelukkig, want haar hoofd zat al vrij vol visite en nu had ze weer een lading eieren op haar rug cadeau gekregen. Er bestaan allerlei parasieten die hun gastheren manipuleren om hen ongebruikelijke dingen te laten doen die de parasiet beter uitkomen. Of de groene paddenvlieglarven de pad manipuleren om overdag in plaats van ‘s nachts rond te laten lopen weet ik niet. Het zou ook kunnen dat de padden, gek van ellende, niet meer weten wat ze doen. Gelukkig was ik geen pad, maar alleen óp pad.

______________________________________________________________

 

Nummer 41

CSI VLAARDINGEN

Alleen vegetariërs mogen dit zielig vinden. (Foto Jeroen Verhoeff)

Vorige week vonden mijn kinderen dit tafereel op een fietspad in de Broekpolder. Een beeldschoon jong haasje, een zanglijster die nog maar net uit het nest was en een half meerkoetenjong. Ze waren alle drie wel heel erg dood. Tja; vertel het maar… Wie lost dit mysterie op? Je vindt wel vaker eens een dood dier, maar waarom liggen er midden op een fietspad drie van die lijkjes op een hoopje zo heel erg vers te wezen?

Vlakbij had ik deze lente mooi een jonge vos gefilmd. Toen ik een week later met mijn zoon ging kijken zagen we niks, maar toen we wegliepen zag zoonlief opeens twee oren op een onverwachte plek boven het gras uit steken. Toen hij of zij zag dat we hem of haar zagen ging hij of zij er als een speer vandoor. Wat bleek: paps of mams was uit een ander hol naar buiten gekomen om te horen waar we het over hadden. Dit keer ging ik nog even met mijn kinderen kijken of de vossen zich wilde laten zien, maar nee: helaas. Even later vonden we bovenstaande. Wat zou hiervan de verklaring kunnen zijn?

Welnu, mijn waarde Watson, waarschijnlijk was mama of papa vos desbetreffende avond al vroeg op pad gegaan, op zoek naar voedsel voor hun jongen. Al vrij snel keerde die succesvol terug met drie lekkere prooien. Maar midden op de kraaim sien annex fietspad is hij ergens flink van geschrokken, mogelijk ook getuige een knappe vader met twee kinderen die zeiden nog net een scooter hebben te zien wegrijden. Van schrik liet verdachte vos zijn buit vallen, waarna een veilig heenkomen in de belendende braamstruiken werd gezocht. Getuigen hebben nog een kwartiertje verderop verdekt opgesteld staan wachten of de dader terug kwam, maar dat was helaas ter onverrichter zake.

Het geeft wel een goed beeld hoe bijzonder succesvol vossen zijn met jagen! Sjongejonge; diep respect. Probeert u zelf maar eens om een zanglijster, meerkoet of haas te vangen. Dat valt echt niet mee hoor! Zeker niet als je al één of twee eerder gevangen prooien in je mond hebt.

______________________________________________________________

 

Nummer 40

VEENMOLLEN

Deze Spaanse veenmol probeerde zelfs door mijn hand heen te graven. (Foto Jeroen Verhoeff)

Als klein kind hoorde ik de naam voor het eerst uit de mond van mijn grootvader komen. Meestal in combinatie met wat lelijke woorden, want hij had een hekel aan ‘die ellendige dingen’ die zijn moestuintje ’mollen’.

De veenmol is één van de grootste insecten van Europa en ook één van de bijzonderste. Hij leeft grotendeels ondergronds, hetgeen nogal apart is voor een sprinkhaansoort. Daar waar de grond niet te hard en niet te droog is knagen ze aan allerlei wortels van planten, maar ze grijpen er ook regenwormen en andere insecten. Omdat ze net zo’n leven leiden als de gewone mol (die tevens hun grootste vijand is) hebben ze ook een soortgelijk, wat worstvormig lichaam, korte achterpoten en vooral identiek indrukwekkend grote graafklauwen.

Veenmolmamma’s zijn goede moeders. Ze verzorgen hun jongen wekenlang voorbeeldig, graven speciale gangetjes om overvloedig water uit de kraamkamer af te voeren en houden zelfs de voortuin bij om het een beetje zonnig te houden. Om zo’n goede vrouw te kunnen scoren gaan mannetjes als het donker wordt heel hard zingen. Op hun vleugels zitten zaagranden en als ze die ritmisch over elkaar heen wrijven ontstaat een ononderbroken, eentonig en eindeloos getsjirp dat een beetje op de zang van de nachtzwaluw lijkt. Doordat ze precies op de juiste plek gaan zitten werkt de opening van hun hol als een trechter waardoor het geluid versterkt wordt. Hoort Romeo dan zijn Julia, of vieze versa, dan… het is bijna niet te geloven, maar dan gaan deze onderaardse kluizenaars gewoon op de wieken! Met zulke lange en kwetsbare vleugels wil je echter niet door nauwe tunneltjes kruipen, zeker niet in je achteruit. Dus vouwen ze hun achterste paar ‘vliegvleugels’ eerst netjes dubbel om ze daarna veilig onder hun voorste paar stevigere ‘beschermvleugels’ te stoppen! Deze wonderen van natuurtechniek zijn vrij zeldzaam, maar soms hoor ik ze rond Vlaardingen, zoals vorige week in de Ruigte tijdens een natuurwandelexcursie. Om ze te zien moet je veel geluk of geduld hebben. Of een friek zijn zoals ik. Zo niet, dan is er nog altijd deze krant, zodat u niet zelf hoeft.

______________________________________________________________

 

Nummer 39

GEOORDE FUUT

De wonderschone fuut met de gouden oren. (Foto Jeroen Verhoeff)

Nederland is een geweldig futenland. Waar ze in de landen om ons heen al staan te juichen als ergens een paar gewone futen wil gaan broeden, vinden wij het heel normaal als ze dat midden in onze stadsgrachten doen. Behalve de gewone fuut, de grootste futensoort van Europa, kan je hier soms nog een paar soorten zien.

Vorige week streek er in de plas van de Ruigte in de Vlaardingse Broekpolder een paartje geoorde futen neer. Veel kleiner dan de gewone fuut, maar wat Groene Jeroen betreft nóg mooier, en ze zwommen, hosanna, tot bijna aan zijn voeten. Kijk nou toch: dat zwart en roodbruin en dan die vuurkoraalrode oogjes, mijn hemel! En dan die gouden pluimoortjes en dat opgewipte snaveltje: zo spectaculair mooi! Ze eten vooral insectenlarven en kleine visjes, zoals tiendoornige stekelbaarsjes. Ze duiken dan steeds tien tot dertig seconden onder water en zwemmen zelfs dwars door grote waterplantenbossen heen. Ik zie ze dan opvallend vaak met rode muggenlarven boven komen. Bij futen zitten de poten helemaal achteraan het lijf, bijna als een buitenboordmotor. Daarmee kunnen ze natuurlijk heel goed zwemmen, maar tegelijkertijd ook heel slecht lopen. Mede daarom maken futen drijvende nesten, zodat ze buikschuivend in en uit kunnen stappen. Geoorde futenjongen zijn, net als de jongen van de gewone fuut, prachtig zwart-wit gestreept. Maar omdat ze nog een stuk kleiner zijn ogen ze nog een stuk schattiger. Zeker als ze allemaal op de rug van mama schuilen.

Als broekenman moest ik helemaal naar de Voornse Duinen fietsen om, met wat moeite, geoorde futen in de prachtige duinmeertjes daar te zien, maar hier in onze ruige modderplas vinden ze het dus soms ook heel fijn. Een paar jaar geleden hebben er hier zelfs meerdere paren gebroed. Voor filmopnamen snorkelde ik ooit in een paradijselijk Marokkaans meer tussen hordes geoorde futen. In de winter verliezen ze hun mooie kleuren en worden ze helemaal zwart-wit. Dan verblijven ze  graag op plekken zoals de Grevelingen, waarin ik per boot ooit door groepen van vele  honderden geoorde futen zeilde. En nu dus gewoon vlakbij te bewonderen in die rare Broekpolder!

______________________________________________________________

 

Nummer 38

GESCHIEDENISLIED

Zingt u ook vrolijk mee?

In bes mineur:

“Vroeger leverde het landbouwgif DDT gebruikers meer geld op. Die DDT kwam vaak en veel in het milieu terecht. Het gevolg was dat roofvogels in Nederland en ook wereldwijd enorm in aantal afnamen.

Refrein: Toen deskundigen dat bezorgd kenbaar maakten werd het eerst door de gebruikers ontkend, maar mensen met hart voor andermans zaak bleven protesteren.

Na veel politieke weerstand en lang internationaal overleggen werd DDT hier uiteindelijk niet meer gebruikt.

Na vele tientallen jaren is DDT grotendeels uit het milieu verdwenen en mede daardoor leven er in Nederland nu meer roofvogels dan we kunnen herinneren”.

“Vroeger leverden wasmiddelfosfaten gebruikers meer geld op. Die fosfaten kwamen vaak en veel in het milieu terecht. Het gevolg was dat bijna al het zoete water in Nederland zo troebel was als erwtensoep.

Refrein: Toen deskundigen dat bezorgd kenbaar maakten werd het eerst door de gebruikers ontkend, maar mensen met hart voor andermans zaak bleven protesteren.

Na veel politieke weerstand en lang internationaal overleggen werden wasmiddelfosfaten hier uiteindelijk niet meer gebruikt.

Na vele tientallen jaren zijn wasmiddelfosfaten grotendeels uit het milieu verdwenen en is ons water bijna overal een stuk schoner en helderder dan we kunnen herinneren”.

“Vroeger leverden bepaalde typen spuitbussen gebruikers meer geld op. De daarin gebruikte drijfgassen kwamen vaak en veel in het milieu terecht. Het gevolg was dat er een groot gat in de ozonlaag ontstond.

Refrein: …idem…

Na vele tientallen jaren zijn die drijfgassen grotendeels uit het milieu verdwenen en wordt het gat in de ozonlaag steeds kleiner”.

En nu allemaal tegelijk! “Nu leveren landbouw, industrie, verkeer en vooruitgang ons allemaal nog steeds veel geld op. De daarbij vrijkomende rotzooi mieteren we vrolijk weer in het milieu. Dus hebben we nu meerdere milieucrisissen tegelijk.

Refrein: Nu zijn er weer deskundigen en verantwoordelijken die maatregelen voorstellen. Oké, het zijn vaak dezelfde mensen die de problemen ooit hebben doen ontstaan, maar beter laat je fouten inzien dan nooit. Weer wordt het door de gebruikers ontkend, maar mensen met hart voor andermans zaak blijven protesteren.

Na veel politieke weerstand en lang overle…. Maar nu eerst tijd voor reclame!

______________________________________________________________

 

Nummer 37

KORSTMOS

Prachtige aliens op de Maassluissedijk. (Foto Jeroen Verhoeff)

Overal waar maar een beetje aarde voorhanden is gaan planten groeien. Maar waar geen grond is kan ook iets groeien. Korstmossen groeien namelijk zelfs op stenen en boomschors. Korstmossen zijn dan ook vreemde levende wezens. Simpel gesteld zijn het eukaryotische organismen waarin fycobionten een mutualistisch symbiotische relatie hebben met fotobionten.

Oftewel: korstmossen zijn schimmels die in zich een algje hebben. Die algjes kunnen met behulp van zonlicht koolstofdioxide uit de lucht halen en met andere stoffen bewerken tot weer andere stofjes die de schimmel graag lust. Als dank beschermt de schimmel de kwetsbare algjes en levert ze de alg sommige van die benodigde stofjes. Een fijn en essentieel partnerschap dus, want zonder de één gaat de ander dood en vieze verza. Korstmossen hebben dus maar weinig nodig, maar het maakt ze wel  wat sloom: ze groeien slechts ongeveer een millimeter per jaar. Met wat geduld betrachten kan je echter wel flink oud worden, want er is een korstmossoort op de Noordpool die waarschijnlijk zes-en-tachtig-honderd jaar oud is!

Op vakanties in het Alpengebergte zag ik als jongeling dat de bomen en rotsen daar bizar rijk bedekt waren met talloze en vreemdsoortige korstmossen en ik vond dat altijd een prachtig gezicht. Maar in Vlaardingen waren alle bomen destijds maar glad en kaal. Toen leerde ik dat het enige wat korstmossen wél nodig hebben een beetje schone lucht is. Als je nu om je heen kijkt zie je dat steeds meer bomen bedekt zijn met allebei kleuren korstmossen. We zijn er nog niet, maar blijkbaar is de lucht dus gelukkig wel een stuk schoner geworden met de jaren. Op steendijken langs de kust en op grafzerken groeien vaak mooi veel korstmossen. In de duinen groeit ook weer steeds meer prachtig rendiermos gewoon los op de grond, dat ik als kind alleen van kerststukjes en van namaakstruikjes bij mijn speelgoedtrein kende. Maar op de essen aan de Maassluissedijk vinden ze het ook weer fijn. Op steeds meer plekken groeit zelfs weer het prachtige, aan takken hangende baardmos, dat  onze  wat saaie en uitgeklede bomen steeds meer hult in ouderwets prachtige, sprookjesachtige gewaden. Hoera!

______________________________________________________________

 

Nummer 36

GRAS IS STOM

Perfect grasveld: geen bloemen, geen beestjes: alleen gras.

Gras is geweldig. Waar de meeste planten aan hun uiteinden groeien groeit gras juist veel lager in de plant. Daarom kan je er de bovenkant ruim van afhappen zonder dat het daar heel moeilijk over doet. Door vooral die eigenschap is gras één van de meeste wijdverspreide en algemene planten ter wereld. Gras schept zelfs hele ecosystemen, zoals steppen en savannen en voedt daar miljarden kilo’s aan allerlei soorten grazende dieren.

Nederland is grotendeels bedekt met gras. Dat komt vooral omdat we koeien zo  belangrijk vinden. Een groot deel van het landschap is namelijk speciaal gemaakt voor onze levende melkfabrieken. Vroeger was grasland nog wel leuk want het stond vaak vol met allerlei verschillende soorten gras, bloemen, bijen, vlinders en sympathieke vogeltjes. Maar tegenwoordig staat grasland vooral vol met Engels raaigras. Daar groeit en bloeit bijna niets tussen, maar we kunnen er wel prima onze overdaad aan poep op kwijt, waarna onze koeien er ook nog eens prima van gaan groeien en rijkelijk van gaan lacteren. Anderzijds is gras veilig overzichtelijk, lekker om honden op te laten poepen en fijn om op te recreëren. Gras is (of lijkt) bovendien vaak de gemakkelijkste en goedkoopste oplossing, maar het is vooral gewoon een gewoonte geworden om elk stukje grond waar je niet op bouwt, loopt of rijdt direct te vergrassen.

Verrassend genoeg was gras van nature relatief zeldzaam in ons land. Het groeide vooral op kwelders aan de kust, in rivier- en beekdalen en op wat open plekken in het bos. Daar werd het kort gehouden door wilde hoefdieren en vogels. Toen we die hadden uitgeroeid nam ons vee het over en nu we het vee meest op stal laten staan maaien we het vooral zelf. Soms wel tien keer per jaar. Dit maai-enthousiasme zorgt er voor dat onze tuingazonnen, weilanden, wegbermen, dijken en parken nu verworden zijn tot  behoorlijk natuurarme stukjes graswoestijn. Op bijna al die plekken kan ook prachtige bloemenweide, kruidenruigte, moerasparadijs, struikgewas of halfopen bos groeien, barstensvol van allerlei soorten planten en dieren. We moeten dan echter breken met deze vaakmaaidrang en daar geen gras over laten groeien.

______________________________________________________________

 

Nummer 35

MALLE SANDERS

Wonderschone waterdraakjes zijn het! (Foto Jeroen Verhoeff)

Je hoort vaak van paddentrek en kikkers, maar van salamanders hoor je niet vaak. Ze worden dan ook niet zo duidelijk platgereden, maken geen herrie en zijn sowieso minder opvallend. De kamsalamander is nagenoeg verdwenen, maar de kleine watersalamander kan je hier nog op behoorlijk veel plekken vinden.

Ze overwinteren op het land. Winterslaap is misschien een groot woord, want zolang het boven de vijf graden is zijn ze soms gewoon actief op zoek naar slakjes en wormpjes. Dan til je een boomstronk of tegel op en dan vind je ze al, zelfs als het net gevroren heeft. In het vroege voorjaar wandelen ze naar een geschikt stukje water. Hoe groot maakt niet uit, zo lang er maar geen vis, maar wel wat waterplant in zit is het prima. Het onopvallende winteruiterlijk van de mannetjes is dan veranderd: ze hebben nu een enorme kam op hun rug en staart en zijn veel mooier gekleurd. Deze flashing boys willen het weten ook en zijn de hele lente actief bezig met het versieren van de vrouwtjes. Dan gaan ze dwars voor een vrouwtje staan, maken dansende sprongen, slaan hun staart dubbel en waaieren daarmee hun eigen geur naar haar toe. Als de dame dan willig blijkt zet het mannetje een zaadpakketje af op de bodem en vervolgens loopt het vrouwtje daar netjes overheen. Ik heb het zelf gezien: het zaadcadeautje lijkt dan wonderwel vanzelf omhoog te stijgen voordat het in mevrouw haar opening verdwijnt!

Je zou zeggen: wat een gedoe voor zulke afstandelijke seks, maar ze vinden het blijkbaar de moeite waard. Bovendien sterven de kleine watermannen die liever voetbal gaan kijken op den duur natuurlijk steeds uit. De vrouwtjes leggen daarna geduldig honderden eitjes door een blaadje van een waterplant met hun achterpoten beet te pakken, er dan een eitje in te leggen en het blaadje van de waterplant er dan weer omheen te vouwen ter bescherming. Tussendoor jagen ze op waterluizen en kikkervisjes. Niets maakt een tuin natuurlijker dan een vijver(tje) lieve lezers. Met je neus vlak boven het wateroppervlak kan je al dat prachtigs dan prachtig zelf bekijken!

______________________________________________________________

 

Groene Jeroen 34

SCHOOTVOS

Roodjasje en de kleine, vriendelijke vos. (foto Hans Krijtenberg)

Tijdens mijn ochtendlijke hardlooprondje (uw columnist is niet meer de jongste en vrijgezel, dus hij moet wel) zag ik uit mijn ooghoek iets achter me aan rennen en achter een heg verdwijnen. Door diezelfde heg kwam opeens een prachtige vos tevoorschijn. Ik bevroor ter plekke, want dat is altijd handig als je een wild dier niet wil verontrusten, en toen kwam hij wel héél dichtbij.

Het vrij jonge dier bekeek me rustig en drentelde vervolgens ook vrij ontspannen om me heen. Even schoot hondsdolheid als mogelijkheid van zijn tamheid door mijn hoofd, maar deze (levensgevaarlijke) ziekte komt niet of nauwelijks voor in West-Europa en eigenlijk gedroeg hij zich ook niet als een besmet dier. Hij gedroeg zich wel als een vos die regelmatig gevoerd wordt. Onze jongeling speelde wat met een keukenhandschoen en kwam zo dichtbij dat ik hem makkelijk had kunnen aaien. Zo voelde ik me wel tien minuten lang een echte Disneyprinses. Het was wel jammer dat ik geen camera bij me had, maar kijk: daar verscheen achter diezelfde heg prins Hans de Glazenwasser die zo vriendelijk was om ons wel even te kieken. Potverdikkie, ik heb vaak vossen gezien, maar ze blijven toch immer allemachtig prachtig! Zeker zo van dichtbij, als je alle schakeringen van wit, zwart, bruin en oranje in hun prachtige pels mag bewonderen. Zo bijna op schoot valt ook weer op hoe verrassend klein ze eigenlijk zijn.

Jaren geleden zaten hier veel konijnen en zag ik op deze plek wel vaker vossen, maar de laatste jaren zag ik amper konijnen en nul vos. Destijds at hij (zij/hullie?) daar zelfs uit de hand, zo leerde mij een foto die een lezer me ooit stuurde (voeren is natuurlijk verleidelijk, maar niet aanbevelenswaardig). Toch willen ook veel mensen vossen graag dood hebben. Nu is het ook minder prettig als ze je kippenhok leegroven, maar dat risico is minimaal na wat handige aanpassingen. En nee; ze zijn ook niet dé reden dat onze weidevogels opraken. Die lust de wonderschone vos zeker wel, maar wij zijn zelf echt veel effectiever in het laten verdwijnen van ons geliefde cultuurvogels.

________________________________________________________

 

Groene Jeroen 33

HERMELIJN

Life imitating wildlife art… (Schilderij Jeroen Verhoeff)

De Hermelijn is één van mijn favoriete dieren. Sinds de Broekpolder wat mocht verruigen wordt deze tijger in banaanformaat gelukkig weer wat vaker gezien. Toch moet je heel veel buiten vertoeven en dan ook nog eens heel veel geluk hebben om er één te mogen zien. Voor mij was dat verdorie alweer zo’n tien jaar geleden. Maar afgelopen zomer zagen mijn kinderen en ik er ééntje wel een minuut lang langs de oever van een Zwitserse rivier stuiteren, hetgeen ik met veel moeite zelfs enigszins kon filmen, dus toen was ik gelukkig weer gelukkig.

Met hun slanke taille en korte pootjes passen hermelijnen vaak in de holen van allerlei soorten muizen en ratten. Maar de razendsnelle en dappere hermelijn lust ook vogels, konijnen en zelfs hazen. Dat is me daar indrukwekkend! Heeft u wel eens bovenop een rennend nijlpaard gezeten terwijl u zijn nek probeerde door te bijten? Dat viel niet mee toch? Want in verhouding is dat vergelijkbaar met wat een hermelijn soms met een haas doet!

In de winter verkleuren hermelijnen van warmbruin naar spierwit. Dat was altijd handig als er sneeuw lag, maar nu wordt dat steeds meer een nadeel. Want in zo’n ontdooid winterlandschap valt zo’n helwit stuiterding toch wel heel erg op, waardoor zowel roofdieren als prooien je makkelijker kunnen zien. Gelukkig regelt de natuur dat zelf waarschijnlijk prima doordat de wittere hermelijnen minder succesvol zullen zijn dan de bruiner blijvende hermelijnen. Ik heb één keer eerder een witte hermelijn gezien, in de Broekpolder zelfs, maar dat was diep in de vorige eeuw en die was bovendien zo stijf bevroren dat je er een spijker mee in een boom kon slaan. Maar toen ik onlangs even een kort wandelingetje maakte in de Ruigte, toen het al flink donker aan het worden was, zag ik plotseling die bloedmooie, witte mini-fantoom dwars over mijn pad hobbelen. Het duurde weliswaar misschien maar drie seconden, maar het was toch wel echt een volledig witte hermelijn die daar onder de bramen verdween; hoezee! Toch wel bijzonder dat de werkelijkheid mijn (ooit zelf verzonnen) schilderij uit 2007 leek te imiteren.

_____________________________________________________

 

Groene Jeroen 32

PLEZTIQUE

Plastic (Fotografie, belichting, regie, productie, nabewerking en catering www.jeroenverhoeff.nl)

Plastic is een fantastische uitvinding. Het houdt van alles vers en droog, is superlicht, goedkoop, eeuwenlang goedblijvend en we doen er letterlijk van alles mee. We eten het zelfs! (Het zit in kauwgom).

Maarrrr… plastic heeft ook nadelen. De helft van plastic gaat namelijk op aan ‘wegwerpverpakkingen’. Die komen vaak op straat terecht, waaien dan het water in en spoelen uiteindelijk via duizenden rivieren wereldwijd naar de zee… waar nu een onvoorstelbare hoeveelheid plastic rond zweeft en drijft. (Waarvan een kwart trouwens van schepen afkomt). Dat plastic verpietert uiteindelijk tot hele kleine stukjes en deze komen onder andere via vis ook weer in onszelf terecht. Westerse landen exporteerden wél opgeruimd plasticafval grotendeels naar Zuid-Oost Azie, maar daar willen ze het niet meer hebben en nu zitten we dus met een plasticafvalprobleem. Waar de natuur honderden miljoenen jaren nodig had om ondergronds van planten aardolie te maken, maakten wij er in honderd jaar een bovengronds alomtegenwoordig levensbedreigend milieuprobleem van. Ook best knap.

Wat kan ik als simpele burger zelf doen in de strijd voor minder plastic in zee? Welnu, het beste is om simpelweg géén plastic te gebruiken; denk na of het wel echt nodig is (Let wel:  plastic is zo veel lichter dan bijvoorbeeld glas dat het soms tóch de milieuvriendelijkere oplossing is). Daarna is zo min mogelijk plastic gebruiken het slimst. Hergebruiken lijkt de derde beste optie, maar in onze wegwerpmaatschappij is dat nog best lastig. Recyclen blijkt vreemd genoeg één van de mindere opties want in de praktijk is dat helemaal zo makkelijk nog niet. Gooi daarnaast liever ook niets meer op straat. Of ruim het op als u het ziet liggen. Misschien redt u zo wel over tien jaar een zeeschildpad of albatros. Honderden miljoenen jaren kon elk zeebeest alles simpelweg opeten in de oceaan, maar sinds pas een jaar of zestig blijkt die lekkere kwal of vis opeens ook een dodelijk supermarktzakje te kunnen zijn. Of u redt zo uw kleinkind, doordat hij zo over vijftig jaar niet uit tweeëntwintig, maar slechts uit eenentwintig komma negenennegentig procent plastic bestaat. Dat verschil kunnen we zelf maken.

________________________________________________

 

Groene Jeroen 31

Mc MUIS

Blijf eens een tijdje doodstil zitten, dan komen deze fantastische overlevingskunstenaars soms vanzelf heel dichtbij. (Foto Jeroen Verhoeff)

De bosmuis is een bewonderenswardig wezentje. Hij heeft gigantische oren, enorm uitpuilende kraalogen, lange snorharen, een prachtige warmbruine vacht en een lange, dunne staart. Hij eet bijna alles: zaden, noten, vruchten, eikels, knoppen, paddenstoelen, insecten, slakken, wormen, spinnen. Met zo’n gevarieerd dieet en het vermogen om wel vier nesten van tot wel negen jongen per jaar te kunnen krijgen komen ze op geschikte plekken dus in flinke aantallen voor. Zo veel jongen fokken is ook wel nodig, want zo’n beetje alles lust bosmuis. Katten, vossen, torenvalken, buizerds, uilen, wezels en reigers eten zelfs hoofdzakelijk muizen, maar ook allerlei andere dieren snacken graag een muis tussendoor.

Maar als die bosmuis zo talrijk is, waarom zien we ze dan zo goed als nooit? Welnu, onze bosmuis is namelijk heel goed in het onopvallend zijn. Enerzijds doordat hij zich vooral ‘s nachts, maar anderzijds doordat hij zich zo min mogelijk beweegt. Dat doet de bosmuis, net zoals heel veel andere smakelijke dieren dat ook doen, door steeds kort stukjes te rennen om daarna steeds weer bewegingsloos lang te blijven zitten. De kans dat een muizeneter je dan net ziet als je beweegt is dan vrij klein. Als hij je toch rennend mocht zien is hij je tussen de takken en planten ook weer zo uit het oog verloren als je dan opeens weer doodstil en goed gecamoufleerd blijft zitten. Strategie drie is pure snelheid. Ooit zag ik al fietsend een bosmuis wat verdwaasd in een open grasveld zitten. Toen ik afstapte en hem benaderde ging hij er pijlsnel vandoor met gigantische sprongen waar een kangaroe jaloers op zou zijn. De beste truc is uiteindelijk om er voor te zorgen dat je altijd binnen één of twee meter afstand van je holletje of een andere schuilmogelijkheid blijft. Dat wordt in ons zo keurig opgeruimde en bizar overbemaaide landje vol uitheems groen echter steeds lastiger. Want zonder veilige boomstronken en stevige plantenstengelbosjes kunnen die hordes muizenliefhebbers je wel erg makkelijk te pakken krijgen…

_______________________________________________

 

Groene Jeroen 30

‘EEND TWEE DRIE DOOD’

Een Vlaardings-Canadese gans met de ‘engelvleugelziekte’ in het Hof. (Foto Jeroen Verhoeff)

Kom dan gaan we de eendjes voeren! Kijk ze eens enthousiast op ons afkomen! En nou nou, wat schrokken ze alles snel naar binnen zeg. Ze hebben zeker erge honger, dus maar goed dat wij voor ze zorgen dan!

U voelt hem vast al aankomen: de eendjes voeren is in vele opzichten niet zo’n goed idee. Als u nu zegt: ‘Jemig, mag dat tegenwoordig ook al niet!’ en u denkt graag vooral aan uzelf, dan moet u het vooral blijven doen. Maar als u meer in feiten dan in beleving gelooft dan is de volgende informatie wel handig.

Een eend kan prima voor zijn eigen voedsel zorgen. Dat doet hij vaak ‘s nachts en dan gaat hij op zoek naar allerlei plantaardig en dierlijk materiaal. Maar niets menselijk is de meeste dieren vreemd, want je hebt er ook zo eendje die lui in een parkje op voer zitten wachten ook wel lekker makkelijk vindt. Sommigen komen zo het hele jaar het park niet meer uit. Als ze dan zelfs te besodemieterd zijn om met hun jongen op insectenjacht te gaan krijgen die jongen veel te veel onnatuurlijk voedsel binnen zodat ze soms de ‘engelvleugelziekte’ krijgen. Hierbij groeit op jonge leeftijd iets in hun vleugels krom waardoor ze nooit meer zullen kunnen vliegen en er soms uit gaan zien als mislukte kerstboomengeltjes. Brood is bovendien ook veel te zout om te voeren en oud of beschimmeld brood dat u niet geschikt vind om te eten is dus ook niet geschikt voor eenden. Een andere reden om niet te voeren is dat té veel gevoerd voer vaak allerlei andere problemen veroorzaakt, zoals algenbloei, overlast van ratten en poep en vogelziektes als botulisme. In Rotterdam is het sinds vorige zomer officieel verboden om eenden te voeren en kan je na een waarschuwing zelfs een boete van honderd euro krijgen.

Maar is eenden of vogeltjes voeren dan altijd slecht? Nee, als het flinks vriest kan je ze natuurlijk best even helpen om een zware tijd door te komen. Voer ze dan wel als het even kan gezonder voedsel, zoals maïs, graan of vogelvoer.